Dominica

By H. van Kol

The Project Gutenberg EBook of Dominica, by H. van Kol

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever.  You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org


Title: Dominica
       De Aarde en haar Volken, 1904

Author: H. van Kol

Release Date: May 2, 2008 [EBook #25296]

Language: Dutch


*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DOMINICA ***




Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/









DOMINICA.

door H. van Kol. [1]


Ondanks zijn vruchtbare valleien, waar in vroeger eeuwen de
Franschen suiker- en indigoplantages, oranjeboschjes en ananastuinen
hadden aangelegd, ligt dit meest bergachtige van alle Antillen nog
grootendeels woest. Van de 77,800 hectaren zijn heden nog wel 71,000
onbebouwd, trots overvloed van water en bijna overal beplantbare
berghellingen. Ongeveer de helft der braakliggende gronden zijn
"Crown lands", behooren dus tot het domein. [2]

Het klimaat is er vochtig en niet zeer gezond, doch zeer vruchtbaar;
en op de met wouden bedekte bergen vindt men vele waardevolle
houtsoorten. Toch verkeert dit door de natuur zoo rijk begiftigde
eiland in een zeer achterlijken toestand, al is alom verbetering
merkbaar. Het heeft den vorm eener cacaovrucht, met hooge bergen
aan de noordpunt, en heuvels die nu eens steil uit zee oprijzen,
dan weer geleidelijk zich verheffen en aldus kleine vlakten vormen,
waarvan de Layou-flats in het zuiden de rijkste wouden bevatten.

Reeds uit de verte ziet men de door vuur gespleten toppen van hooge
bergen [3] met forsche lijnen oprijzen uit den blauwsten aller oceanen,
waarvan sommige nog rook, andere zwavel uitstooten, of wel warme
bronnen of petroleumpoelen bevatten, of een kokend meer omsluiten. Van
het centrale gebergte, dat den ruggegraat van Dominica vormt, en twee
uitloopers heeft naar het oosten en het westen, stroomen meer dan
360 rivieren en beken naar beneden, vele met een snelheid die heel
wat beweegkracht zou kunnen uitoefenen; een dorre streek wordt dan
ook nergens aangetroffen. De machtige adem van den noordoostpassaat
doet de kruinen der woudreuzen wuiven, hun takken kraken en hun
stammen trillen in deze echt West-Indische wildernis. Orkanen zijn
er niet zeldzaam; aardbevingen en stormvloeden kwamen er meermalen
voor. Ondanks een regenval van 2540-3800 m.M. mag het klimaat, dank zij
een gelijkmatige temperatuur en zijn koele nachten, aangenaam heeten;
ook de poreuze bodem van vulkanische formatie werkt daartoe mede.

Op dit eiland (niet te verwarren met San Domingo waar twee
Neger-Republieken worden gevonden), dat zijn naam ontleende aan den
Zondag van het jaar 1493 (3 November) waarop Columbus het ontdekte,
zette ik 17 April 1903 voet aan wal om er tamelijk lang te verblijven.



IN DE HOOFDPLAATS.


Roseau met 5000, en Portland aan de Prince Rupert-baai met niet
meer dan 1500 inwoners, zijn de eenige steden van Dominica. Beide
hebben een goede haven, doch te Roseau moeten de schepen een paar
honderd meter van het strand verwijderd blijven. De indruk der stad
is door haar ongeplaveide of wel ongelijke straten en haar vele vuile
Negerwoningen niet gunstig te noemen, toch is er heel wat te zien en
te leeren, waarvan ik een ruim gebruik maakte.

Een der meest interessante plaatsen in elk ons vreemd land is steeds
het _marktplein_, waar men de bevolking kan waarnemen in haar
natuurlijke gedaante, studiën kan maken over het volkskarakter,
en een overzicht krijgen van de voortbrengselen van den bodem en
den rijkdom van het land. Men ziet daar de inboorlingen niet op
hun Zondagsch gekleed, doch in hun werkpak; de gezichten niet op
zijn kerksch, doch in hun ware uitdrukking. Te Roseau werd de markt
gehouden op een vierkant plein vlak bij zee gelegen, goed geplaveid,
omringd door winkels en beschaduwd door het breede lommer van groote
boomen. Voortdurend kwamen daar aangewandeld tal van vrouwen, jonge en
oude, die bij zonsopgang waren vertrokken uit haar huizen, om met zware
lasten op het hoofd hier haar waren te komen venten. Velen hadden 8
tot 15 kilometer afgelegd om visch en gevogelte, fruit en brood, yams
en bataten, oranje-appelen, limmetjes en bananen hierheen te brengen,
en nog laat in den nacht kwam men langs de buitenwegen deze Negerinnen
tegen, beladen met tarwe, zout, gedroogde visch en olie, die zij hadden
ingeruild. Ofschoon vrij rumoerig, ging er alles ordelijk toe en het
was opmerkelijk welke vroolijkheid daar heerschte; een treurig gelaat
was er nergens te zien. De vrouwen hadden er de overgroote meerderheid,
en wat er van mannen rondslenterde, leek niet veel bijzonders te
zijn. Het geheel was een levendig en opgewekt tafereeltje.

Ook de verschillende _Kerken_ zijn door mij terloops bezocht, en ik
woonde een godsdienstige plechtigheid bij in de Roomsch-Katholieke
kerk, in die der Methodisten, en in de English Church, de eenige waar
de blanken streng waren gescheiden van de zwarten. Met den Bisschop
van Dominica, Monseigneur Schelfhout, maakte ik kennis, en ontmoette
in hem het type van den goedhartigen Vlaming, die verheugd was eens
Hollandsch te kunnen spreken, en die mij zeer hartelijk ontving. In
zijn kerk wordt meestal in het Fransch gepreekt.

Een ander middel om een blik te werpen in het volksleven, is het bezoek
der _Rechtbanken_; in dit geval kan men daar den practischen aard
der Engelschen bewonderen. Om negen uur stond ik voor de Magistrate
Court, waarvan de deuren nog gesloten waren. Eensklaps treedt een
forsche politie-agent naar buiten, en roept met zware stem allen op
ter rechtzitting die klachten hadden in te brengen, "all complaints
will be heard" (alle klachten zullen worden gehoord), en hij eindigde
met een: "God save the King!"

Dadelijk stroomde alles naar binnen; de Magistraat was daar plechtig
alleen op zijn rechterstoel gezeten in een afgesloten ruimte,
waar mij welwillend een plaatsje werd afgestaan. Het was een soort
kooi waarin wij zaten, en daarvoor waren drie hokken aangebracht,
waarin de getuigen en de beschuldigden hun verklaringen moesten komen
afleggen. Op een tafeltje daarnaast lagen twee bijbels, een voor de
Roomschen en een voor de Protestanten, en in plaats van den eed af
te leggen, moesten deze boeken worden gekust. Het oude gebouw, dat
meer op een pakhuis geleek, had kale witte muren, vuile balustrades,
en was geheel gevuld met belangstellenden en nieuwsgierigen, die
van zoo'n zitting een pretje maakten. Elke klager moest eerst een
shilling storten eer zijn klacht werd aangehoord,--een eisch die ten
doel heeft de klaag- en proceszucht der inwoners wat te temperen.

De eerste die verscheen was een dame, eigenares van een magazijn,
die een klacht kwam inbrengen tegen twee prostituées, een Mulattin
en een Negerin, die haar steeds vervolgden en met geweld hadden
bedreigd. De Europeesche mocht gaan staan vóór de balustrade, de
Inlandschen stonden er achter; alle drie gaven een kort verhaal van
het gebeurde. De uitspraak viel onmiddellijk en luidde: het storten
van 25 dollars garantie, die zouden worden teruggegeven als in drie
maanden geen nieuwe plagerij aan het adres der tokodame plaats had,
doch anders zouden worden verbeurd verklaard. Op staanden voet werd
deze som door de Mulattin gestort.

Daarna werd een smokkelpartij van rum behandeld. De hoofdzaak was of
die rum afkomstig was van Martinique,--in welk geval er een straf
op stond van zes maanden;--of van het eiland, waardoor men alleen
inbreuk had gemaakt op het recht van verkoop, en de straf niet meer
bedroeg dan één maand gevangenis. De politieagent die de aanhaling
had gedaan (en daarvoor een premie ontvangt) was een Neger, die zich
zeer goed uitdrukte, de zaak niet noodeloos verzwaarde, en meende
dat men hier met smokkelhandel had te doen. De rum werd onderzocht,
doch dit gaf geen uitkomst; het advies van den Treasurer, Mr. Porter,
die mij zooveel diensten had bewezen bij mijn reis naar de Caraïben,
gaf evenmin meer licht. De advocaat was ook een Neger, in Engeland
opgevoed, die met zeer veel tact zijn client verdedigde, en ietwat
familiaar met den rechter omging; trouwens over het geheel heerschte er
een huiselijke toon. De aangeklaagde werd veroordeeld wegens inbreuk
op de License Act, doch verklaarde, zelf voor de balie geroepen, dat
hij het uit Martinique had binnengesmokkeld. Het vonnis was echter
gevallen en daarop werd niet meer teruggekomen; het eenige wat de
Magistraat doen kon, was hem het maximum der straf geven, en dat was 5
£ boete of drie maanden "hard labour", bestaande in steenkloppen, enz.

Alle Creoolsch dat er wordt gesproken, moet door een klerk worden
vertaald, zelfs al heeft de rechter het heel goed verstaan, want
Engelsch is nu eenmaal de officieele taal, en daarvan wordt niet
afgeweken. Ook zal ten gevolge van den leerplicht het Fransche patois
steeds meer door de Britsche taal vervangen worden.

Behalve enkele minder beteekenende zaken die in een oogwenk
werden afgedaan, en waarbij geen enkel onnoodig woord mocht worden
gesproken, woonde ik nog bij dat een vrouw den vader van haar kind kwam
aanwijzen. Deze loochende niet, en werd op staanden voet veroordeeld
om twee shillingen wekelijks te storten in handen van den magistraat,
die dan voor de geregelde uitkeering zorg draagt. Zulk een recht op
onderstand wordt alleen geweigerd, wanneer bewezen is dat de moeder
omgang had met meer dan één man; en daar sommige vrouwen er wel eens in
slaagden van een vijftal vaders een uitkeering af te dwingen, is het
voor enkelen een middel van bestaan geworden dikwijls moeder te zijn,
om zich aldus een inkomen van 10 shilling per week te verschaffen.

De _Gevangenis_ was een droefgeestig gebouw met schelwitte muren,
waartusschen geen zweempje schaduw, geen enkel groen plekje werd
gevonden. Ofschoon er plaats was voor 57, waren nu niet meer dan 12
mannen en 10 vrouwen aanwezig, allen in het wit gekleed, met een
drietal strepen op de mouw en het woord "prison" op de borst. De
rondgaande muren waren verdedigd met glasscherven; in de kapel waren
beide geslachten door een schot gescheiden.

Aan straffen was geen gebrek. Boeien, water en brood, het cachot waren
nog de zachtste tuchtmiddelen; daarop volgt het slapen op den harden
grond of het rond loopen drie uur per dag met een zwaren kogel aan
de voeten. Wie trachtte te ontvluchten, of insubordinatie bedreef,
maakte kennis met de "klauwen" der "kat met de negen staarten", die
mij werd getoond. Op een schuine bok gebonden, waardoor de ledematen
worden gestrekt, kan dan onder toezicht van den Doctor een maximum
aantal slagen van 24 worden uitgedeeld. En daarbij vergete men niet,
dat het hier betrekkelijk geringe misdaden geldt, daar allen die meer
dan zes maanden krijgen naar Antigua worden gezonden, waar men nog den
"treadmill" (tredmolen) ter beschikking heeft, dien ik wat later zou
mogen bewonderen.

Een veel beteren indruk maakte het _Hospitaal_, waar de oude
barakken voor het meerendeel door luchtige houten paviljoens waren
vervangen, waarin zoowel Europeanen als Negers gezamenlijk werden
opgenomen. Zooveel mogelijk had een scheiding volgens de soort
van ziekte plaats, en terwijl er veel lijders waren aan zweren en
beenwonden, was het lokaal der venerische ziekten overvol met lijders
aan syphilis in haar meest afzichtelijke gedaante, die mij door de
leeken-pleegzusters werden aangewezen. In den regel wordt syphilis
verwaarloosd en komt men eerst om hulp als het reeds te laat is.

Op een der bedden lag met een droefgeestig gezicht een jonge en mooie
vrouw, dochter van een der weinige nog bestaande Caraïben; zij leed
aan de ziekte, die dit eenmaal zoo talrijke ras doet wegsmelten,
de tering.... Malaria-lijders worden er steeds velen gevonden.

Niet ver hier vandaan was het _Yaws-hospitaal_, door de zinken wanden
wel wat warm. Yaws is een huidziekte (frambosia), maar veel minder
akelig om te zien dan de lepra, terwijl genezing er van bijna regel
is. Een lief kindje lag daar ook; bij mijn binnenkomen verborg het
met een snelle beweging haar pop onder haar rokje.

De geheele kolonie der Benedenwindsche eilanden beschikt over 529
bedden, over de verschillende hospitalen verdeeld als volgt: Roseau 60
en het Yaws-gesticht 20; Antigua 164; St.-Kitts 134 en 50; Nevis 38;
Montserrat 43 en 12 en op de Virgin-eilanden nog 18 bedden. Verder
is er nog een lepra-asyl bij Sandy Point op St.-Kitts, dat later zal
worden beschreven.

Sedert de leiding, door ijzeren buizen afgetapt uit een zijtak der
Roseau-rivier, alle huizen en de geheele stad volop van gezond
drinkwater kan voorzien, is het aantal zieken in de hoofdplaats
merkbaar afgenomen.

Behalve den _Public Garden_, opgericht in 1872 ter herinnering van
de Confederatie der Benedenwindsche Eilanden, een waar lustpark,
en de lief gelegen Bibliotheek aan den oever der zee, bezocht ik nog
den _Botanischen Tuin_ en de _Landbouwschool_.

Om jongelieden voor den practischen landbouw op te leiden, bestaan
er zulke scholen op Dominica, St.-Vincent, Antigua--waar ze tevens
als Reformatory dient--en op St.-Lucia. Thans worden bij Roseau 20
leerlingen opgeleid, die hier werden toegelaten na de lagere school met
vrucht te hebben doorloopen; het aantal aanvragen had 60 bedragen. Het
onderwijs is kosteloos, doch men denkt er over eenig schoolgeld te
heffen. Het zijn allen internen, die in oude barakken der soldaten
boven op den heuvel, van waar men een verrukkelijk uitzicht heeft,
zijn ondergebracht; de cursus duurt drie jaren.

Elk leerling had zijn eigen plekje grond dat hij moest bewerken en waar
alle soorten van Europeesche groenten waren geteeld. Rondom zag men
lime- en cacaoboomgaarden, ook dikke bamboe, anders in de West-Indiën
onbekend, terwijl tevens aan veeteelt en varkenskweeken werd gedaan. Ik
zag er kippen, hier uitgebroed uit eieren van Engeland aangebracht;
een groot paard van Jamaïcaasch ras, ofschoon men aan ponies in deze
bergstreken steeds de voorkeur meent te moeten geven. In één woord,
alles wat den toekomstigen landbouwer van nut kan zijn, werd hem
hier zonder eenigen omhaal van geleerdheid bijgebracht, en de goede
resultaten dezer Agricultural School, eerst in December 1900 opgericht
met den steun van het Moederland, zullen niet uitblijven.

Roseau bezit een _Gemeenteraad_, een "Town Board", opgericht bij
Act 3 van 1896. De inkomsten van 1097 £ in 1901 lieten een klein
overschot boven de uitgaven van 1029 £. In Januari 1901 heeft men
beproefd ook in de hoofdplaats van St.-Kitts, Basse Terre, zulk een
Town Board op te richten, doch daar geen candidaten zich opgaven
voor de verkiezing, moest daarvan worden afgezien, en wordt die stad
nog altijd geadministreerd door de "Town Improvement Commissioners"
onder de Ordonnancie van 1891. Ook de heer Hasketh Bell, de Gouverneur
van Dominica, was van oordeel dat het kiesrecht op Dominica de Negers
onverschillig laat, en dat het wenschelijk zou zijn geen Negers meer
aan te voeren, ten einde het blanke ras meer den boventoon te doen
krijgen. Mijns inziens moet de toekomst der Antillen meer gezocht
worden in verstandige doch liefdevolle opleiding van het zwarte ras, om
dat te brengen tot een hoogeren trap van beschaving en ontwikkeling,
in welke richting tot heden op Dominica evenmin als op de andere
eilanden een ernstige poging is gedaan.

Doch voordat de toekomst van het Negerras nader wordt besproken,
wil ik eerst wat mededeelen over een uitstapje door mij gemaakt om in
aanraking te komen met een ander ras, met de oorspronkelijke bewoners
dezer vruchtbare eilanden, de eenmaal millioenen, nu een handjevol,
tellende Caraïben.




DE LAATSTEN DER CARAÏBEN.


Om met dit belangwekkende ras kennis te maken, begon ik met te paard
en nog meer te voet den hoofdweg van het eiland te volgen, die van
de Westkust bij Roseau naar de Oostkust loopt bij Rosalie. Dit breede
rijpad, ofschoon nu veel verbeterd, volgt nog altijd het slechte tracé,
jaren geleden door de Franschen gekozen. Sedert Engeland subsidiën
gaf, worden nu alom paardewegen aangelegd langs doelmatige hellingen,
wat verstandig is, daar voorloopig, bij het geringe transport, aan
karrewegen nog geen behoefte bestaat, en dit noodeloos de uitgaven
der kolonie voor aanleg en onderhoud zou vermeerderen. Na Roseau te
hebben verlaten, in een richting die langs den Botanischen Tuin en
de Cacaoboomgaarden der groote Londensche firma voor Lime juice, de
heeren Rose en Co. leidde, volgde mijn weg in hoofdzaak het trotsche
dal der Roseaurivier, waar het geruisch van een zwaren waterval
zich duidelijk deed hooren. Even de rivier doorwadende, bracht men
mij bij een grooten rotssteen met diepe regelmatige insnijdingen,
waarschijnlijk nog afkomstig van de oude Caraïben.

Over dien naam en zijn beteekenis heeft sedert de oudste tijden veel
verschil van meening bestaan; de Franschen spraken van "Caraïbes", de
Engelschen van "Charribs" of "Caribees", en de lieden zelf op Dominica
spreken van "Cribe" of "Karinaku". Anderen meenen den naam te mogen
afleiden van "Kairabu", de westkust van Dominica, waar de Spanjaarden
het eerst met deze Roodhuiden kennis maakten. Toen de Spanjaarden er
voor het eerst landden, waren de nederzettingen dezer Indianen op de
Antillen blijkbaar nog van jongen datum, doch later namen zij snel
toe, en van St.-Thomas tot Trinidad en Tobago waren zij gedurende de
geheele 17de eeuw gevaarlijke buren voor de Europeesche koloniën.

De Groote Antillen bleken ten tijde hunner ontdekking bewoond te zijn
door het meer vredelievende ras der Arowakken; de Kleine Antillen door
het oorlogzuchtige en ontembare ras der Caraïben, die met heldenmoed
zich verzetten tegen de blanke indringers en aan den dood de voorkeur
gaven boven slavernij. Vooral Dominica, Guadaloupe, Martinique en
Trinidad waren de sterkste schuilplaatsen der Indianen, daar de dichte
wouden en diepe afgronden ze bijna onbereikbaar maakten. Overal in hun
"carbets" (vestigingen) verspreid, voedden zij zich met de opbrengst
van jacht en vischvangst; en, stoute zeevaarders, aarzelden zij niet
met hun holle boomstammen strooptochten te maken naar het vasteland van
Amerika, om daar hun lust naar menschenvleesch bot te vieren. Terwijl
de mannen afwezig waren voor de menschenjacht, verdedigden de vrouwen
het land tegen eventueele aanvallers.

Over de meedoogenlooze wreedheid waarmede zij door de Spanjaarden
werden uitgeroeid, welke verdelging later door de Engelschen, Franschen
en Nederlanders werd voortgezet, heb ik reeds vroeger gesproken. In
de ontoegankelijke bosschen van Dominica hielden zij nog het langst
stand, en nog zijn er legenden verbonden aan de heuvelen en dalen
waar zij het hardnekkigst hebben gestreden den strijd om hun bestaan,
hun worsteling voor vrijheid en onafhankelijkheid. Want hun afkeer
van de dienstbaarheid kende geen grenzen: te Montserrat weigerden
zij allen slavenarbeid, en toen men hen in zware ketenen sloeg om het
vluchten te beletten, sleepten zij zich naar het strand om den dood te
zoeken in de golven; toen men hun de oogen uitstak lieten zij zich van
honger en pijn sterven, liever dan in slavernij te leven. Voet voor
voet verdedigden zij met knots en boog hun land tegen kruit en kanon,
doch eindelijk moesten zij het onderspit delven; en van dat eenmaal zoo
machtige volk is op de eilanden nauwelijks een spoor overgebleven. Deze
laatsten van dat machtige ras wilde ik gaan opzoeken.

Van het zuivere ras zijn er niet meer dan een handjevol overgebleven,
want na de slachting kwamen ziekten en rum hun ondergang voltooien,
en de uitroeiing der inboorlingen is thans voldongen. Wel zijn er
hier en daar nog groepen van gemengd ras aan te wijzen, doch zuivere
Caraïben leven alleen nog, wat de Antillen betreft, in een uithoek
van Dominica, te Salybia.

Vele bannelingen uit St.-Vincent kruisten zich met de Negers van
Honduras en vormden daar de "Caraïbes noirs", die er nog altijd
wonen. Wel vindt men eenige Indianen op Haïti en San Domingo, doch
dit waren Arowakken, en dezen hebben zich nu ook al in den regel met
de buren vermengd. Op het vasteland worden ze nog wel aangetroffen,
onder andere in de Guyanas, vaak onder den naam van Galibis; doch
ook dezen zijn verbasterd. Van het vroegere fiere ras, dat tegen de
gevaren inrende, dat grootsch was op zijn wonden en onverschillig
voor pijn, dat vermoeienissen en ontberingen trotseerde, dat het hart
van den vijand verslond om eigen moed te verhoogen; van dat ras,
vreeselijk voor elken vijand, doch dat steeds trouw bleef aan zijn
vrienden en zich liever liet dooden dan een gast te verraden, is ook
op het vasteland weinig meer te bemerken. Verschillende kampen van
Indianen heb ik in Suriname bezocht; en al zal ik een deel van wat
ik daar opmerkte hier invlechten om niet in herhalingen te vervallen,
van dat stoere ras van weleer is ook daar geen spoor meer te vinden.

Op Trinidad had wel eens kruising plaats tusschen Spanjaarden en
Indianen, waarvan men de afstammelingen nog kan ontmoeten, doch
zuivere Caraïben vond men tot kort geleden alleen nog op St.-Vincent
en Dominica; de eersten zijn door de uitbarsting van de Soufrière
deerlijk omgekomen, die van Salybia staan dus nu alleen. Ook met de
gevluchte slaven, de maroons, had nog al eens bloedvermenging plaats,
en dezen wonen hier en daar nog in de bosschen verspreid, doch de
laatste echten wonen in de afgelegen bergen van Dominica, op een plek
zelden door blanken bezocht; zij hebben hun taal vergeten en spreken
een vrijwel onverstaanbaar Engelsch jargon. Hen zou ik gaan opzoeken.

Reeds was ik een goed eind op weg, en was alles voor dien tocht
langs weinig begane paden voorbereid, toen ik verre van bemoedigende
berichten kreeg, zoodat ik vreezen moest het doel van mijn tocht
niet te zullen bereiken. Père François, die in hun midden woont,
was te Roseau, en vertelde dat ik er toch niet in slagen zou hen te
ontmoeten. Zij waren zoo schuw dat zij zelfs voor hun geachten priester
wegvluchtten in het bosch, en als deze een huis binnentrad, was er
niemand te vinden. Ook was van het oude weinig meer overgebleven;
zij waren lui en diefachtig geworden, en wantrouwend tegenover alle
blanken. Onder die omstandigheden besloot ik de reis niet verder
voort te zetten, doch mij tevreden te stellen met een bezoek aan de
"carbet" der Indianen, die nog in het bergdorp Laudat werden gevonden.

Midden in een bosch, op een hoogte van ongeveer 1000 voet, woonden
daar, onder een 250 tal inwoners, eenige ingezetenen van Caraïbisch
bloed, die mij zeer gastvrij ontvingen, doch in ruil daarvan beslag
legden op alles wat ik voor mijn vier dagen langen tocht aan eetwaren
had medegenomen. Een vrouw met het zachte gelaat van het Indiaansche
ras, was er blijkbaar de baas, en kon heel verstandig over allerlei
zaken meepraten en vertellen. Daar ik ook nog naar het meer bij den
Mont Cotrin wilde gaan, gaf zij mij haar zoon mede, die mij eveneens
het een en ander mededeelde. Het meer maakte weinig indruk op me,
en ik zag er van af om nog wat verderop naar de zwavelbronnen van
Wotton Waven te gaan, of naar het nabij liggende kokende meer van
Meudon. Eenigen tijd geleden was de broeder van mijn gids er met een
Amerikaansch professor geweest, die er den dood vond bij de poging
om een der gidsen, bedwelmd door de giftige dampen, te redden. Het
gezicht op den Atlantischen Oceaan van een hoogte van 1500 voet,
zoodat ik het schuim der zware branding nog duidelijk kon waarnemen,
was een prachtig schouwspel, waarmede ik mij tevreden stelde, daar
mijn reis niet voor persoonlijk genot was ondernomen, doch om kennis
op te doen van land en volk, en daarom wil ik nu wat ik links en
rechts heb opgevangen over de Caraïben vermelden.

Labat beweert dat de Caraïben zichzelf in zijn tijd noemden "Banari",
dat is: over de zee gekomenen, en dat zij hetzelfde dialect spraken
als de Roodhuiden van Florida. [4] Menschenvleesch was niet hun gewoon
voedsel, doch op feesten verslonden zij de ledematen hunner machtigste
vijanden, die zij vooraf droogden, "boekaneerden". [5] Luchthartig
en vroolijk van aard, kon men alles van hen gedaan krijgen in ruil
voor vuurwater. Moedig waren zij ook, en behalve dat zij goed met
pijl en boog konden omgaan, doodden zij soms, al duikende met een
mes in de hand, haaien in de zee. Columbus beschrijft ze als een
half beschaafd ras, vriendelijk en gastvrij tegen vreemdelingen,
van bruine kleur, mooie gelaatstrekken, die echter vaak misvormd
werden door het afplatten van voorhoofd en neus met het doel den
achterschedel naar boven te duwen. De meisjes droegen lange haren en
waren dol op dansen en op sieraden. Hun woningen waren kleine hutten,
"wigwams", van takken en gras in elkaar gezet; het meubilair bestond
uit manden, aarden potten, en huiden om op te liggen. Visch, maïs,
wortelen en vruchten dienden hun tot voedsel; hun geloof deed hen
offeren aan goden en demonen. Bij de ontdekking van Amerika leefden
zij nog in het steentijdperk, en waren hun bijlen, pijlen, enz. van
steen gemaakt. Heel veel verandering is er in een en ander nu nog
niet te bespeuren.

De exemplaren die ik hier en daar zag, trekken dadelijk de aandacht
door hun vlak voorhoofd, lang, steil en hard haar van blauwzwarte
kleur, schuin staande donkere oogen, uitstekende jukbeenderen en
platten neus; zij hebben kleine handen en voeten. De kleur hunner
huid is zoo licht als geel koper, en hun naam van Roodhuid verkregen
zij alleen door hun gewoonte om zich het lichaam met de roode rocou
te kleuren. Volgens sommigen hebben zij veel verwantschap met het
Mongoolsche ras.

Van hun taal is weinig bekend, anders zou deze wellicht meer uitkomst
geven. Zij is tegenwoordig zoo goed als verdwenen; de laatste die nog
op Dominica het Caraïbisch sprak, is onlangs op Salybia begraven,
en veel studie is van die taal niet gemaakt. De vrouwen hadden
gedeeltelijk een andere taal dan de mannen, welke die der veroveraars,
"Galibi", bleven spreken.

Wat hun karakter betreft, worden zij afgeschilderd als te zijn
noch nieuwsgierig, noch bevreesd; van het eerste zag ik op Suriname
treffende bewijzen. Weinig gevoelig voor vreugde of smart, leiden
zij een zwijgend, indolent, doch vreedzaam bestaan. Hun zachte
melancholische aard is op hun aangezicht te lezen, "ils sont doux,
civils, traitables" (zij zijn zacht, beleefd, handelbaar), verklaarde
reeds de Las Casas lange eeuwen geleden, en zij zijn het nu meer dan
ooit. Gastvrij in de hoogste mate, zijn zij steeds vol plichtplegingen,
altijd vreezende den gast niet goed genoeg te hebben onthaald; zij
geven het beste wat zij hebben, en betreuren het dan dat zij niets
beters aan de gastvrijheid konden ten offer brengen. Op hun zucht naar
vrijheid, sterker dan de vreeze des doods, werd reeds gezinspeeld,
en nog altijd is deze een kenmerkende karaktertrek der Roodhuiden.

Doch de eeuwen van vrede en rust zijn ook voor den Caraïb niet
nutteloos voorbijgegaan; van een bloeddorstig kannibaal is hij nu
een vreedzaam burger geworden, en vooral op Dominica heeft hij veel
van zijn oude gewoonten, wat betreft woning, kleeding, voedsel en
gereedschappen, afgelegd.

De woningen die ik zag in het Indianenkamp aan de Coermotibo
(Suriname) zal ik later beschrijven; hier wil ik slechts aanstippen
dat, terwijl daar in elke hut een hangmat van katoen wordt gevonden,
op Dominica deze vaak reeds door een bed is vervangen. Verder ziet men
er steeds wat keukengereedschap, pijlen, boog en vischgerei hangen,
en overigens spreekt het geheel van diepe armoede alsook van geringe
behoefte aan comfort.

Hun zintuigen zullen op Dominica wel weinig van hun merkwaardige
scherpte hebben verloren, want geen ras kan zoo goed hooren, en zoo
fijn ruiken, voelen en proeven als deze Indianen; doch ook daarover
verzamelde ik meer feiten in onze dan in deze Engelsche kolonie, en
ook daarop kom ik dus terug, evenals op hun arbeidszin en kunstgevoel.

Reeds meer dan een eeuw lang werd het district Salybia, waar de
meeste echte Caraïben wonen, als hun "Reserve" beschouwd, ofschoon
zij tot heden nog geen rechtstitel van de Engelsche regeering daarop
verwierven. Het voornaamste deel van dat terrein, niet grooter dan
232 acres--en dat voor menschen die behoefte hebben aan ruimte en
zwerven--is arm, vrij wel waardeloos land. Te midden eener groene
weide staat daar het Roomsche kerkje, terwijl de Indianen rondom in
de bosschen verspreid wonen, om daar wat voedingsgewassen te planten,
wijl de bodem te onvruchtbaar bleek om er ook cacao of citroenboomen
te verbouwen. Wanneer de grond een paar maal oogsten heeft opgeleverd,
verplaatsen zij hun wigwams, om elders weer een nieuwe ontginning
aan te vangen. Zij schuwen alle vreemdelingen; en de vrouwen houden
zich voornamelijk bezig met het vlechten van manden, waarvan ik er
een kocht, en die zoo dicht zijn dat men ze in een rivier kan zetten
zonder dat het water er binnendringt. Deze "baskets" worden verkocht in
"nesten" van twaalf stuks voor ongeveer f 30.-, en te Roseau ingeruild
tegen slechte rum of andere alcoholische vergiften.

Van de 400 menschen die nu op die Reserve wonen, is het twijfelachtig
of er wel meer dan 120 zich "volbloed" mogen noemen, dan wel
"bastaards" zijn. Deze inwoners van gemengd ras vormen reeds nu
3/4 van het geheel Salybia, en daar het jongere geslacht blijkbaar
minder trotsch is op zijn ras dan het oudere, en velen negervrouwen
medebrengen, terwijl Caraïbische meisjes zich nog al eens met een Neger
verbinden, zal er weldra alleen gemengd bloed overblijven. Met de oude
zeden en gewoonten zullen de laatste Caraïben uit de West-Indische
eilanden verdwenen zijn.

Schuw en eenzelvig van natuur, trokken de Caraïben in vorige eeuwen
steeds verder weg van de verblijfplaatsen der vreemde indringers;
jaar in jaar uit zagen zij hun velden in beslag nemen, en hun
jachtgronden verdwijnen voor de riettuinen en koffieplantages van de
bleekgezichten. De een voor, de andere na werden zij van de noordelijke
Antillen verdreven, om in het begin der 17de eeuw alleen nog meester
te zijn van Guadaloupe, Dominica en Martinique. Doch ook daar werden
zij niet met rust gelaten, en aan de mondingen der rivieren kwamen
anderen zich vestigen, hen voor zich uitdrijvende naar de eenzame
bosschen. Op de beide Fransche eilanden is geen spoor meer van hen te
vinden, op Dominica verminderen zij voortdurend in aantal; en steeds
kleiner werd het terrein waarop zij moesten leven van jacht, landbouw
en vischvangst. Toch voelden zij zich thuis in die woeste streken; de
Caraïb heeft de kalmte en rust der donkere oerwouden overgenomen, en
zijn zwijgzame natuur is in harmonie met die romantische omgeving. Men
ziet hem snel met bijna onhoorbare stappen door het woud glijden,
en in zijn uitgeholden boomstam gezeten langs de breede rivieren
drijvende, schijnt de Roodhuid één lichaam uit te maken met zijn cano.

In 1633 werd hun aantal op Dominica geschat op 938 zielen, levende
in 32 carbets, in 1791 waren er nog slechts een dertigtal Caraïbische
familiën over; in 1886 werd hun aantal op 300 koppen geraamd. Doch in
de 17de eeuw was het geheele met wouden bezette binnenland van Dominica
nog in hun bezit, en deden zij voortdurend invallen in het door de
blanken en hun slaven bezette gebied om daar te branden en te rooven.

Daar elke onderhandeling met hen vruchteloos bleek, nu zij eenmaal
besloten hadden wraak te nemen op de blanken die hun ras wilden
verdelgen, besloot men in 1748 bij den vrede van Aken, waar alle
Antillen onder de twee mededingers werden verdeeld, Dominica nòch
Fransch, nòch Engelsch te verklaren, doch als neutraal te beschouwen
en dus in handen der Caraïben te laten. Geen Europeaan zou er zich
vestigen, en een hunner hoofden werd beschouwd als Heer van dat
eiland. Gedurende langen tijd hielden de Caraïben zich toen rustig, en
zagen zij af van elken aanval op de andere eilanden. Zoowel Franschen
als Engelschen zochten toen hun steun, en niet zelden stonden deze
wilden aan de zijde van een dezer Europeesche Mogendheden.

Doch Dominica was een te begeerlijk bezit, om met rust te worden
gelaten door de Imperialisten der 18de eeuw. De Franschen nestelden
zich aan de kust, aanvankelijk op vreedzame wijze, doch steeds
drongen zij verder door; en toen de Caraïben, het gevaar inziende,
zich wilden verdedigen, gingen zij meer aanvallend te werk en verdreven
zij de inboorlingen naar het binnenland van Dominica. Doch daarmede
waren de Engelschen alweer niet tevreden, en onder het voorwendsel
de Caraïben te komen beschermen, verbrandden zij de plantages hunner
blanke vijanden, doch vergaten weldra alle rechten der Caraïben,
en zoo vatten deze Britsche flibustiers de verovering van het eiland
weer op, waar de Franschen waren geëindigd; voor de Caraïben bracht
dit alleen verandering in den naam hunner overweldigers.

Toen in 1763, bij den vrede van Parijs, Dominica definitief werd
afgestaan aan Engeland, dat er een Luitenant-Gouverneur plaatste,
werden alle rechten der Caraïben op de door hen ontgonnen of bezeten
gronden eenvoudig met voeten vertrapt. In de afgelegen bergen liet men
hen stilzwijgend met rust, doch de blanke kolonisten zagen met ongeduld
uit naar den tijd dat ziekten, ontbering en geweld hen even volledig
zouden uitroeien, als dat op al de andere Antillen reeds het geval was
geweest. Men verdeelde het land en verkocht hun gronden te Londen in
het openbaar. Doch daarbij had men gerekend buiten de hardnekkigheid,
waarmede de Caraïben hun grondbezit zouden verdedigen. Ofschoon
geslonken in aantal, was de geest hunner voorvaderen nog de hunne,
en vochten zij met een ontembaren moed, zoodat de koopers begonnen te
beseffen dat de speculatie was mislukt. Geholpen door de weggeloopen
slaven, verdedigden zij hun bosschen en bergen met zooveel succes,
dat geen enkele expeditie hen kon onderwerpen en menig aanvaller
met bebloeden kop moest afdeinzen. Deze hardnekkige defensie was
de voornaamste oorzaak, dat op Dominica nog zooveel oerwoud wordt
gevonden, en dat het binnenland nog vrij wel woest kan worden genoemd.

Hopende daardoor bevrijd te blijven van verdere aanvallen en
oorlogen, trokken de Caraïben zich terug naar het meest afgelegen en
meest woeste gedeelte van het eiland, ondanks den ondankbaren bodem
aldaar; want ook hun aantal was sterk geslonken door dien rusteloozen
strijd. En nu leven zij reeds meer dan een eeuw kalm en vreedzaam
in hun nederzettingen te Salybia en Bataca, afziende van elk verder
verzet tegen de overmacht der blanken.

Staatkundig hebben deze laatsten der Caraïben allen invloed verloren:
zij worden volmaakt op denzelfden voet behandeld als de andere
Engelsche onderdanen, behalve dat zij geen directe belastingen
behoeven te betalen; doch in ruil daarvoor moeten zij den grooten
weg in hun Reserve onderhouden. De Regeering heeft altijd één hunner
als Chef of Hoofdman erkend, die wel geen bezoldiging ontvangt, doch
kleine geschillen moet vereffenen en het gemeenschappelijk grondbezit
regelen. De thans nog levende, Auguste François genaamd, is zeer arm
en ziekelijk; hij beweert te zijn van zuiver Caraïbisch ras; zijn
vrouw is blind geworden, en al zijn kinderen zijn reeds gestorven. Een
jong kleinkind vertegenwoordigt nu alleen de dynastie, doch is van
gemengd bloed, en de Salische Wet beheerscht de Troonsopvolging. De
woning van het Hoofd is niets beter dan die zijner onderdanen, doch
omringd door mangoboomen, kokospalmen en een prachtigen flamboyant,
die zijn roode bloemen laat vallen op het rieten dak van dezen
waarschijnlijk laatsten Vorst der Caraïben. Om in zijn armoede te
gemoet te komen, is het voorstel gedaan hem uit de koloniale kas een
jaarlijksch traktement van 6 £ uit te keeren; van dat oogenblik af
zal het laatste spoor zijner onafhankelijkheid verdwenen zijn.

En thans kwijnen zij daar langzaam maar zeker weg, de
vertegenwoordigers van dat eenmaal zoo machtige, en ondanks alles
zoo sympathieke ras der oorspronkelijke bewoners der Antillen. De
mannen en vrouwen verouderen snel, zien er gebroken uit reeds op
30-jarigen leeftijd; de beschaving bracht hun den dood. De ouders
laten weinig kinderen na; zij hebben vischvangst en jagen verleerd;
al hun oude vormen van kunst gingen verloren; onze Europeesche
kleeding bezorgt hun tering, die velen wegmaait of ongeschikt maakt
voor de vermoeienissen van het woudleven. Zij zitten daar, zooals ik
er zag, met gebogen hoofd, niets doende dan wachtende op den dood;
onverschillig voor al dat vreemde rondom hen, zeggen zij niets in
een wereld, waarin zij niets meer het hunne kunnen noemen, waarin
zij niet meer thuis behooren, en waarin zij bezig zijn te sterven
van wanhoop. Zij vreezen den dood niet; wachten kalm hun lot af,
ernstig, zwijgend, wantrouwend, met op hun gelaat die uitdrukking
van droefheid en ongeneeslijke melancholie, die het kenmerk is der
volken bestemd om te verdwijnen....

Wie weet wat er met wat meer rechtvaardigheid en mededoogen, met wat
minder hebzucht en wat meer humaniteit te maken ware geweest van die
zachtaardige Arowakken en die energieke Caraïben. Hoe anders zouden
de Antillen er nu uitzien, indien men die oerbewoners had opgevoed en
geleid, in plaats van hen te verdelgen. Droeve gedachte, die mij maar
niet los wou laten, toen ik diep in den nacht van Laudat weer afdaalde
naar de vlakte van Roseau. Ik had mij verlaat bij mijn Caraïbische
gastheeren, en moest nu in den pikdonker terug met een gids die
den weg niet kende. Wij konden het rijpad niet zien, dat langs een
diepen afgrond leidde; afgestegen om naar den weg te zoeken, hadden
wij heel wat moeite om in de duisternis onze paarden terug te vinden;
men zag in den letterlijken zin des woords in dit sombere bosch geen
hand voor oogen. Het eenige wat ons te doen bleef, was de paarden
vast te binden en te gaan liggen tot eenige maneschijn ons wellicht
zou komen verlossen, of wel in dat woud in het hartje van Dominica
te overnachten.......... Eensklaps hooren wij stappen, en begonnen
wij te schreeuwen, om niet overreden te worden. Na eenige inlichting,
daar de onbekende ook ons wantrouwde, bleek het een Engelschman uit
Roseau te zijn, die het meesterstuk volvoerde ons in den donker den
weg te wijzen, door ons toe te roepen of wij links of rechts moesten
aanhouden; of er een steen voor onze voeten lag of een tak boven ons
hoofd uitstak; die elken draai, elk gat, elken boomstam op het gevoel
wist aan te wijzen; en die ons behouden bracht tot dicht bij Roseau,
zonder dat ik iets van hem had kunnen zien.

23 April 1903 zat ik op de Canadeesche stoomboot _Dahomey_, om naar
_Montserrat_ te vertrekken.




AANTEEKENINGEN


[1] Door de welwillendheid van den schrijver daartoe in staat
gesteld, bieden wij onzen lezers in dit nummer een hoofdstuk aan
uit het dezer dagen verschenen werk: H. van Kol. Naar de Antillen en
Venezuela. (Sijthoff. Leiden.)

[2] In Antigua wordt de oppervlakte van het bebouwde land geschat op
6,630 van de 21,380 hect., en van St.-Kitts-Nevis (zonder Anguilla)
op 7,430 van de 30,580 hect.

[3] De voornaamste zijn: de Morne Diablotin, 4747 voet; de Trois
Pitons, 4672; de Mosquito Mountain, 3678; de Microtin, 3891, en de
Morne Anglais, 3746 Eng. voeten.

[4] Elisée Reclus leidt hun naam af van »Cari-aïba", dat piraten of
menscheneters zou beteekenen.

[5] Davis, in zijn »History of the Caribby Islands", deelt mede dat de
Caraïben, na zoowel Spanjaarden als Franschen, Hollanders, Engelschen,
Negers en Arowakken te hebben geproefd, aan het malsche vleesch der
Franschen de voorkeur gaven, doch de Spanjaarden taai vonden en van
goede Christenen kiespijn kregen.






End of the Project Gutenberg EBook of Dominica, by H. van Kol

*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DOMINICA ***

***** This file should be named 25296-8.txt or 25296-8.zip *****
This and all associated files of various formats will be found in:
        http://www.gutenberg.org/2/5/2/9/25296/

Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/


Updated editions will replace the previous one--the old editions
will be renamed.

Creating the works from public domain print editions means that no
one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
(and you!) can copy and distribute it in the United States without
permission and without paying copyright royalties.  Special rules,
set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark.  Project
Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
charge for the eBooks, unless you receive specific permission.  If you
do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
rules is very easy.  You may use this eBook for nearly any purpose
such as creation of derivative works, reports, performances and
research.  They may be modified and printed and given away--you may do
practically ANYTHING with public domain eBooks.  Redistribution is
subject to the trademark license, especially commercial
redistribution.



*** START: FULL LICENSE ***

THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK

To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
distribution of electronic works, by using or distributing this work
(or any other work associated in any way with the phrase "Project
Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
Gutenberg-tm License (available with this file or online at
http://gutenberg.org/license).


Section 1.  General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
electronic works

1.A.  By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
and accept all the terms of this license and intellectual property
(trademark/copyright) agreement.  If you do not agree to abide by all
the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.

1.B.  "Project Gutenberg" is a registered trademark.  It may only be
used on or associated in any way with an electronic work by people who
agree to be bound by the terms of this agreement.  There are a few
things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
even without complying with the full terms of this agreement.  See
paragraph 1.C below.  There are a lot of things you can do with Project
Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
works.  See paragraph 1.E below.

1.C.  The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
Gutenberg-tm electronic works.  Nearly all the individual works in the
collection are in the public domain in the United States.  If an
individual work is in the public domain in the United States and you are
located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
are removed.  Of course, we hope that you will support the Project
Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
the work.  You can easily comply with the terms of this agreement by
keeping this work in the same format with its attached full Project
Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.

1.D.  The copyright laws of the place where you are located also govern
what you can do with this work.  Copyright laws in most countries are in
a constant state of change.  If you are outside the United States, check
the laws of your country in addition to the terms of this agreement
before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
creating derivative works based on this work or any other Project
Gutenberg-tm work.  The Foundation makes no representations concerning
the copyright status of any work in any country outside the United
States.

1.E.  Unless you have removed all references to Project Gutenberg:

1.E.1.  The following sentence, with active links to, or other immediate
access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
copied or distributed:

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever.  You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org

1.E.2.  If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
and distributed to anyone in the United States without paying any fees
or charges.  If you are redistributing or providing access to a work
with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
1.E.9.

1.E.3.  If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
with the permission of the copyright holder, your use and distribution
must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
terms imposed by the copyright holder.  Additional terms will be linked
to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
permission of the copyright holder found at the beginning of this work.

1.E.4.  Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
License terms from this work, or any files containing a part of this
work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.

1.E.5.  Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
electronic work, or any part of this electronic work, without
prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
active links or immediate access to the full terms of the Project
Gutenberg-tm License.

1.E.6.  You may convert to and distribute this work in any binary,
compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
word processing or hypertext form.  However, if you provide access to or
distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
form.  Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
License as specified in paragraph 1.E.1.

1.E.7.  Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.

1.E.8.  You may charge a reasonable fee for copies of or providing
access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
that

- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
     the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
     you already use to calculate your applicable taxes.  The fee is
     owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
     has agreed to donate royalties under this paragraph to the
     Project Gutenberg Literary Archive Foundation.  Royalty payments
     must be paid within 60 days following each date on which you
     prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
     returns.  Royalty payments should be clearly marked as such and
     sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
     address specified in Section 4, "Information about donations to
     the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."

- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
     you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
     does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
     License.  You must require such a user to return or
     destroy all copies of the works possessed in a physical medium
     and discontinue all use of and all access to other copies of
     Project Gutenberg-tm works.

- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
     money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
     electronic work is discovered and reported to you within 90 days
     of receipt of the work.

- You comply with all other terms of this agreement for free
     distribution of Project Gutenberg-tm works.

1.E.9.  If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
electronic work or group of works on different terms than are set
forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark.  Contact the
Foundation as set forth in Section 3 below.

1.F.

1.F.1.  Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
collection.  Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
works, and the medium on which they may be stored, may contain
"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
your equipment.

1.F.2.  LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
liability to you for damages, costs and expenses, including legal
fees.  YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
PROVIDED IN PARAGRAPH F3.  YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
DAMAGE.

1.F.3.  LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
written explanation to the person you received the work from.  If you
received the work on a physical medium, you must return the medium with
your written explanation.  The person or entity that provided you with
the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
refund.  If you received the work electronically, the person or entity
providing it to you may choose to give you a second opportunity to
receive the work electronically in lieu of a refund.  If the second copy
is also defective, you may demand a refund in writing without further
opportunities to fix the problem.

1.F.4.  Except for the limited right of replacement or refund set forth
in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.

1.F.5.  Some states do not allow disclaimers of certain implied
warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
the applicable state law.  The invalidity or unenforceability of any
provision of this agreement shall not void the remaining provisions.

1.F.6.  INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
with this agreement, and any volunteers associated with the production,
promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
that arise directly or indirectly from any of the following which you do
or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.


Section  2.  Information about the Mission of Project Gutenberg-tm

Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
electronic works in formats readable by the widest variety of computers
including obsolete, old, middle-aged and new computers.  It exists
because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
people in all walks of life.

Volunteers and financial support to provide volunteers with the
assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
remain freely available for generations to come.  In 2001, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.


Section 3.  Information about the Project Gutenberg Literary Archive
Foundation

The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
Revenue Service.  The Foundation's EIN or federal tax identification
number is 64-6221541.  Its 501(c)(3) letter is posted at
http://pglaf.org/fundraising.  Contributions to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
permitted by U.S. federal laws and your state's laws.

The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
throughout numerous locations.  Its business office is located at
809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
[email protected].  Email contact links and up to date contact
information can be found at the Foundation's web site and official
page at http://pglaf.org

For additional contact information:
     Dr. Gregory B. Newby
     Chief Executive and Director
     [email protected]


Section 4.  Information about Donations to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation

Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
spread public support and donations to carry out its mission of
increasing the number of public domain and licensed works that can be
freely distributed in machine readable form accessible by the widest
array of equipment including outdated equipment.  Many small donations
($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
status with the IRS.

The Foundation is committed to complying with the laws regulating
charities and charitable donations in all 50 states of the United
States.  Compliance requirements are not uniform and it takes a
considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
with these requirements.  We do not solicit donations in locations
where we have not received written confirmation of compliance.  To
SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
particular state visit http://pglaf.org

While we cannot and do not solicit contributions from states where we
have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
against accepting unsolicited donations from donors in such states who
approach us with offers to donate.

International donations are gratefully accepted, but we cannot make
any statements concerning tax treatment of donations received from
outside the United States.  U.S. laws alone swamp our small staff.

Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
methods and addresses.  Donations are accepted in a number of other
ways including checks, online payments and credit card donations.
To donate, please visit: http://pglaf.org/donate


Section 5.  General Information About Project Gutenberg-tm electronic
works.

Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
concept of a library of electronic works that could be freely shared
with anyone.  For thirty years, he produced and distributed Project
Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.


Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
unless a copyright notice is included.  Thus, we do not necessarily
keep eBooks in compliance with any particular paper edition.


Most people start at our Web site which has the main PG search facility:

     http://www.gutenberg.org

This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.